Lijden, lachen en denken rond het graf
Sinds zijn eerste boek Het refrein is Hein is Bert Keizer zelf een flink eind opgeschoven richting graf, maar dat weerhoudt hem er niet van zo getrouw mogelijk verslag te doen van wat we allemaal denken, hopen, vrezen, overwegen en idioot vinden rond de sterfelijkheid van de mens. In zijn werk als verpleeghuisarts ontmoet hij dagelijks patiënten, collega's, zieken, filosofen, verpleegkundigen, schrijvers, dichters, doodgravers, warhoofden, predikers, wijzen en een enkele schurk.
Het verlossende van Tumult bij de uitgang is dat Keizer ondanks de ernst van zijn thema nooit vergeet te lachen. Hoewel we onze uiteindelijke bestemming, de dood, als een loden kogel met ons mee slepen, vindt hij enige opluchting in de gedachte dat we zonder dit blok aan ons been zouden weg zweven in betekenisloosheid. Op even komische als stijlvolle wijze blijft hij doordrongen van het besef dat onze sterfelijkheid het beste medicijn is om het leven draaglijk te houden.
Moet je gek zijn om in God te geloven? Of op z'n minst naïef, onkritisch en zweverig? Hoewel moderne mensen hebben afgerekend met de illusie dat er een God bestaat, wil God maar niet dood. Buiten Europa groeit religieus geloof gestaag en zelfs in het seculiere Nederland zijn er mensen die zich tot het geloof bekeren. Misschien is geloven in God niet zo dom als het lijkt. In God bewijzen zetten twee gelovige wetenschappers de argumenten voor en tegen Godsgeloof op een rij. Ze doen dat op een milde manier, zonder polemiek of bekeringsijver, maar met vaart en humor.
‘Zondermeer het meest interessante boek over godsdienstwijsbegeerte dat in lange tijd verschenen is.’ – Geloof en wetenschap
‘Paas en Peels zijn erin geslaagd om een compleet en overzichtelijk boek te schrijven waarin elk argument vóór of tegen het bestaan van God wordt besproken.’ – Trouw
‘Aanbevolen. Voor gelovigen, atheïsten, agnosten, twijfelaars, zoekers, en voor hen die flirten met God.’ - Andries Knevel
‘Buitengewoon toegankelijk. Het zou mij niet verbazen wanneer dit on-Nederlandse argumentatieve boek veel weerklank vindt bij mensen van allerlei gezindten en de maatschappelijke discussie over geloofszaken naar een hoger plan tilt.’ - Herman Philipse, auteur van Atheïstisch manifest
Met Tijd van Onbehagen brak Ad Verbrugge door bij een groot publiek. Negen jaar later verschijnt zijn langverwachte nieuwe boek, Staat van Verwarring, waarin Verbrugge de problemen van de Westerse moderniteit aan de hand van recente gebeurtenissen, andere denkers en persoonlijke ervaringen opnieuw en meer verstrekkend doordenkt. Wij leven in een staat van verwarring. Verbrugge begrijpt deze 'staat' net zozeer in de institutionele als persoonlijke betekenis van het woord en spreekt zowel over ontaarde economie als over vervreemde lichamelijkheid. In gesprek met een keur van denkers - van Aristoteles, Hegel, Spengler en Marx tot Hayek, Keynes, Zizek en Sloterdijk - ontleedt Verbrugge onze tijd met haar problemen en tendensen: de financieel-economische crisis, Europa en de euro, de globalisering en virtualisering van het menselijk leven, de gesteldheid van ons onderwijs, de vraag naar religie, de problematiek van beroepseer. In zijn analyses stuit Verbrugge op een intrigerende paradox: in de (post-)moderne dynamiek van ontaarding dringt het element aarde zich opnieuw aan ons op. Het is in deze staat van verwarring dat zich de geboorte van iets nieuws aankondigt dat vraagt om een andere manier van denken. Over de auteur(s): Ad Verbrugge (1967) is als filosoof niet alleen actief binnen de academische wijsbegeerte. Hij stond aan de wieg van de beweging rond het thema 'beroepseer' en is oprichter en voorzitter van de vereniging Beter Onderwijs Nederland. Verbrugge was jarenlang adviseur bij het programma Buitenhof en zette samen met Clairy Polak het televisieprogramma Het Filosofisch Kwintet op de kaart dat komende zomer zijn derde seizoen beleeft.
Stel René Gude een vraag en hij geeft origineel antwoord vol humor en filosofische wijsheid. Het maakt Gude tot misschien wel de meest spraakmakende Nederlandse filosoof van dit moment. Hij maakt deel uit van filosofisch elftal van Trouw, geeft lezingen op Lowlands, spreekt in filosofische cafés, treedt op bij TEDx en schrijft vaak in Filosofie Magazine, het tijdschrift waarvan hij hoofdredacteur was voordat hij als directeur bij Internationale School voor Wijsbegeerte aantrad. En hij heeft nog maar één been. Het andere werd een jaar geleden geamputeerd, toen de kanker terugkeerde. Toch zal hij ook dit jaar tijdens de Filosofienacht weer aan stand-up philosophy doen: losjes improviserend de (levens)vragen van het publiek beantwoorden door te putten uit de opgedane wijsheid en de schatkamer van de filosofie. Voor dit boek vuurde Wilma de Rek, journalist van de Volkskrant, honderden vragen af op René Gude. Ze gaan over leven, liefde, cynisme, kennis, aardigheid, de ander, de naderende dood, de (on)tembare ziel, diep-menselijke emoties en veel meer.
Analyses en opinies domineren de media, maar waar zijn de langetermijnvisies? Welke richting moeten we uit? In dit boek gaat Paul Rosenmöller in gesprek met prominente denkers en doeners die inspirerende ideeën hebben over de toekomst. Zij durven een stap verder te gaan dan de ‘wetten en praktische bezwaren' die gewoonlijk verhinderen dat wij onze dromen omzetten in daden. Niet alleen analyseren ze de meest urgente problemen, maar ook komen ze met gewaagde oplossingen voor de wereld van morgen.
'Durf te dromen! Dromen over een eerlijker, spiritueler, artistieker, gezonder, schoner land. Die uitdaging leg ik voor aan inspirerende mensen die allemaal hun eigen missie hebben - en hard aan het werk zijn om die te realiseren.'
- Paul Rosenmöller
'Vaak noemen ze mijn denken out of the box. Maar over vijf jaar is het al zo ver: dan wordt
zonne-energie absoluut rendabel.'
- Wubbo Ockels
'Mijn droom is dat er een moment komt dat er overal ter wereld in de echte besluitvormingsorganen net zoveel vrouwen zitten als mannen.'
- Bercan Günel
‘Geluk is de geur van een nieuwe auto’, aldus de succesvolle reclameman Don Draper in de televisieserie Mad Men. Wat zit er verstopt in de dingen waardoor we ernaar kunnen verlangen alsof ons leven ervan afhangt? Waarom hebben we behoefte aan dingen die we niet nodig hebben? En waarom is goud eigenlijk zoveel waard?
In Schuldgevoel volgt filosoof Coen Simon de gangen van onze verlangens, schulden en verspillingen. Op zoek naar de oorsprong van de economie stuit hij op een schuld die nooit kan worden afgelost: het menselijk tekort. Hoe rationeel we de schaarse middelen ook verdelen, dit debet blijft altijd staan. We doen alles om maar van ons schuldgevoel af te komen, zelfs verspillen.
Het doel van de economie is dan ook nooit de nul op de eindbalans. Elke economie is volgens Simon een huishouden van onze verlangens, een spel met de dingen die we niet nodig hebben. Alleen dit spel kan ons afleiden van het gat in de zin van het bestaan, een gat dat vele malen groter is dan het gat in onze hand.
‘De onweerstaanbaarheid van veel koopwaar ligt in de belofte van een nieuwe wereld. En deze belofte, dat maakt haar zo aantrekkelijk, wordt bij elke nieuwe aankoop daadwerkelijk even ingelost. De econoom die geen oog heeft voor deze onberekenbare kant van de middelen, zal het menselijk huishouden altijd als een inefficiënt rommeltje blijven zien.’
– Coen Simon
‘Encyclopedische genialiteit.’
– Sunday Times
Amartya Sen begint dit veelgeroemde boek met een eenvoudig voorbeeld. Drie kinderen maken ruzie om een fluit. Anne zegt dat zij de enige is die erop kan spelen en daarom recht heeft op de fluit. Bob zegt dat hij zo arm is dat hij zonder fluit geen speelgoed zou hebben. En Carla zegt dat de fluit van haar is omdat zij die zelf heeft gemaakt. Wat is in dit geval rechtvaardigheid? Ieder oordeel brengt onrechtvaardigheden met zich mee.
De grootheid van Sen schuilt erin dat hij oog heeft voor uiteenlopende, zowel westerse als nietwesterse theorieën over rechtvaardigheid. Zijn vertrouwdheid met de cultuur van hindoes, boeddhisten en moslims, die overal in het boek tot uiting komt, biedt hem een rijkdom aan argumenten en redeneermogelijkheden. Hij verwerpt dichtgetimmerde theorieën en legt steeds de nadruk op de rol van het publieke debat. Er moeten keuzes worden gemaakt tussen alternatieve oordelen en daarbij zijn meerdere standpunten verdedigbaar.
In plaats van deze pluraliteit te verwerpen, moeten we haar juist benutten om een theorie van rechtvaardigheid op te bouwen die past bij de wereld van nu. Laten we voorbij onze landsgrenzen kijken en ons richten op mondiale rechtvaardigheid.
Met een inleiding van Ingrid Robeyns (1972), hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Zij is gespecialiseerd in rechtvaardigheidsfilosofie en gepromoveerd op het werk van Sen.
‘Een gigantische stap voorwaarts in het moderne denken.’
– John Gray, Literary Review
‘Sen schrijft met een droog gevoel voor humor, historisch inzicht en een ontspannen kosmopolitisme. Bijna elke bladzijde geeft blijk van de overtuiging dat economen en filosofen tot taak hebben de wereld te verbeteren.’
– The Economist
‘De kroon op het werk van Sen.’
– Ger Groot in NRC Handelsblad
‘Als je het niet simpel kunt uitleggen, dan begrijp je het niet goed genoeg.’ – Einstein wist als geen ander hoe wetenschap kan zijn. Wetenschap is op zijn mooist als ingewikkelde problemen op elegante wijze verklaard kunnen worden. De 156 verklaringen in dit boek zijn zo mooi dat je hart er sneller van gaat kloppen.
John Brockman, oprichter van de website edge.org, stelt jaarlijks één vraag aan een selectie van de meest interessante wetenschappers en kunstenaars ter wereld. Dit jaar was de vraag: ‘Wat is je favoriete diepe, elegante of mooie verklaring?’ In Dit verklaart alles delen 156 Nederlandse en internationale toonaangevende denkers hun antwoord op deze vraag. De wetenschappers die aan het woord komen zijn dagelijks bezig met de theorieën en oplossingen van deze tijd, vanuit de filosofie, wiskunde, economie, geschiedenis, linguïstiek en gedragswetenschappen.
De bijdragen zijn van Susan Blackmore, Mihaly Csikszentmihalyi, Richard Dawkins, Brian Eno (muzikant en producer van U2), Stine Jensen, Steven Pinker en nog 150 anderen. Op filosofische, intellectuele, humoristische, confronterende en innovatieve wijze worden de meest elegante wetenschappelijke verklaringen uitgelegd. In dit boek staan de antwoorden der antwoorden op de vragen der vragen.
‘Tegendenken is wat Penelope iedere ochtend doet met haar weefsel: zij maakt ongedaan wat ze de vorige avond heeft voltooid. De behoefte om te denken kan nooit worden gestild door zogenaamd vast omschreven inzichten.’ – Hans Achterhuis
Begint niet ieder engagement met ‘een mens die nee zegt’? Vanuit deze gedachte, afkomstig van Camus, neemt Hans Achterhuis de Occupy-beweging serieus. De betogers zeggen nee tegen de bonussen, nee tegen de toenemende maat - schappelijke ongelijkheid, nee tegen de hebzucht van de banken. Hun revolte is broodnodig, zegt Achterhuis, maar als het uitmondt in een revolutie – dat wil zeggen: in een utopisch ja-zeggen – dan brengt dat weer het gevaar van een nieuw totalitair denken met zich mee. Er moeten altijd ‘tegendenkers’ zijn, luizen in de pels van links en rechts.
Voortdurend in discussie, niet alleen met anderen maar ook met zichzelf, onderzoekt Achterhuis grote maatschappelijke vragen. We willen allemaal een betere wereld, maar is geweld gerechtvaardigd om die te realiseren, zoals in Syrië of Irak? We hebben ons onderwijssysteem gedemocratiseerd, maar brengt dat niet een nieuwe tweedeling tussen hoger en lager opgeleiden met zich mee? En we hebben onze gezondheidszorg geprofessionaliseerd, maar stemt het belang van al die zorgprofessionals wel overeen met dat van de patiënt?
‘Van meer marktwerking worden wij niet gezonder en wordt de zorg niet goedkoper. Wist u dat in het oude China de arts levensadviezen gaf en dat hij betaald kreeg als de patiënt gezond bleef? Bij ons ontvangt de arts geen cent voor de gezondheid van de patiënt; hier draait de gezondheidszorg op zoveel mogelijk behandelingen.’
– Hans Achterhuis
Wat kun je verwachten van een filmer, filosoof en voormalig cabaretier die zich buigt over het straatgezag van de politie? Een beeldend boek, uit het leven gegrepen, met een originele visie. Jurriën Rood liep geruime tijd mee met de Amsterdamse politie om onderzoek te doen naar de vermeende gezagscrisis waar vrijwel alle opiniemakers het over hebben. Wat blijkt: de agenten hebben een strategie ontwikkeld om met het publiek in gesprek te gaan en het gros van de mensen accepteert hun gezag.
Jurriën Rood is een verademing in het publieke debat. Niet alleen omdat hij de praktijk zo goed kent, maar ook omdat hij schrijft vanuit een ruim historisch perspectief. Sinds de jaren zestig is het begrip gezag verdacht geworden, en daarmee élke vorm van autoriteit. Volgens Rood hebben we het kind met het badwater weggegooid. Zijn stelling is dat we een nieuwe gezagopvatting nodig hebben, vrijwillig aanvaard en gedragen door ons allemaal, vanuit het besef dat de overheid niet alleen vóór, maar ook ván ons allemaal is. Daarbij kunnen we leren van de politie die hard en zacht, handelen en uitleg weet te combineren: ‘U bent aangehouden, gaat u meewerken?’
‘Een grote ontdekking is filosoof en filmmaker Jurriën Rood.’
– René Kneyber, schrijver van Orde houden in het vmbo
‘Hoog tijd dat de publicaties van Jurriën Rood meer bekendheid krijgen.’
– Gabriël van den Brink, schrijver van Eigentijds idealisme
‘Bij de politie wilde ik vroeger nooit: ik hoorde bij een protestgeneratie die de politie zag als verlengstuk van een orde die niet de onze was. Vijfendertig jaar later is de wereld flink veranderd en ik ook: ik ben geïnteresseerd geraakt in de orde. Nu loop ik anderhalf jaar lang als filosoof-filmer mee met de politie, preciezer: met het Regiokorps Amsterdam Amstelland. Lang genoeg om me het politie - perspectief eigen te maken, maar ook niet voor altijd. De perspectieven zullen naast elkaar blijven bestaan. En dat is natuurlijk precies de bedoeling.’
– Jurriën Rood
'Welke verwachtingen heb ik omtrent dit boek? Dat het een stille revolutie teweegbrengt in de manier waarop we omgaan met de dood en de zorg voor stervenden, en ook in de manier waarop we omgaan met het leven en de zorg voor de levenden.'
Dat schreef Sogyal Rinpoche bij de eerste uitgave, in 1992, van het boek dat sindsdien wereldwijs, en zeker ook in Nederland en Vlaanderen, een veel groter en breder publiek gevonden heeft dan hij durfde hopen. Dat is te danken aan de zeldzaam heldere en overtuigende stijl van Sogyal Rinpoche. Uitgaande van de eeuwenoude Tibetaanse tradities rond leven en sterven, weet hij met dit boek iedereen te inpireren die op welke wijze dan ook met de dood wordt geconfronteerd.
Met een ongekend brede opzet verhelderd hij de majestueuze visie op leven en dood vervat ligt in Het Tibetaanse dodenboek. Hij beschrijft de eenvoudige maar doeltreffende oefeningen die iedereen, ongeacht zijn religie of achtergrond, kan doen om zijn leven te veranderen, zich voor te bereiden op de dood, of stervenden te helpen.